In het kustgebied rond Termunten hebben de bewoners zich tot in de 12e eeuw tegen overstromingen beschermd door het opwerpen van wierden. Daarna wordt begonnen met de aanleg van de eerste lage dijken. Gedurende de 13e eeuw is het tot vergaande inpoldering gekomen. Ook wordt het riviertje de Termunter Ae afgedamd en van een zijl, een uitwateringssluis, voorzien. Monniken van het Grijze Monnikenklooster bij Termunten spelen daarbij een belangrijke rol.
In de periode van de 14e tot de 16e eeuw gaat veel land verloren door Dollardinbraken. Aan het begin van de 16e eeuw wordt de afwatering door de zijl in de Termunter Ae verstoord en men is dan gedwongen via de Oterdumerzijl te lozen.
Onder leiding van de stad Groningen, die in die tijd de baas is in het Oldambt, wordt Termunterzijl opnieuw opgebouwd. In 1725 wordt o.l.v. de stadsbouwmeester Anthony Verburgh de huidige sluis met boogbrug aangelegd. Ter herinnering aan de aanleg is de brug voorzien van een zandstenen borstwering, de boog. Hierop staan de namen vermeld van de Overste Schepper, de Scheppers en de Zijlvesten, alsmede hun familiewapens. Deze personen zijn in die tijd de bestuurders van het in 1601 opgerichte Termunterzijlvest.
Prachtig uitzicht Vanaf de brug, over de zijtak van het Termunterzijldiep, hebben we een mooi overzicht over drie waterstaatkundige werken van meer recente datum: de Nieuwe Sluis, de Spuiboezem en het gemaal Cremer. De Oude Termunterzijl uit 1725 is bijna anderhalve eeuw de enige afwateringsmogelijkheid geweest van het Termunterzijlvest, dat in 1863 opgaat in het waterschap Oldambt. Ter verbetering van de waterstaatkundige toestand besluit het bestuur van het waterschap Oldambt tot de bouw van een tweede sluis. Bij de monding van het Zijldiep wordt een zijtak gegraven, waarin de tweede uitwateringssluis komt te liggen. Met de bouw van de Nieuwe Termunterzijl wordt de afvoercapaciteit verdubbeld. Een gedenksteen bij de trap van het complex herinnert aan de ingebruikname in 1870.
Dorp In ontwikkeling Na de aanleg van de zijl in 1601 begint zich, zoals we hebben gezien, bij de sluis het dorp Termunterzijl te ontwikkelen. Langs de zuidzijde van het Termunterzijldiep ontstaat een streekbebouwing van woningen en ambachtsbedrijfjes, die verbonden zijn met de scheepvaart en de visserij. De huisjes liggen aaneengesloten aan de kade. Ook aan de noordzijde, tussen de oude zeedijk en het diep, worden woningen gebouwd. In 1870 ondergaat het zijldorp een belangrijke verandering. Door het graven van een zijarm, van het zijldiep naar de nieuwe sluis, komt de bebouwing van de zuidelijke oever op een schiereiland te liggen.
Ook nu nog valt het oude deel van Termunterzijl uiteen in twee gedeelten, de Schepperbuurt en de Mello Coendersbuurt. Deze twee delen zijn sinds enige jaren bestempeld als Beschermd Dorpsgezicht. Aan de noordzijde van het zijldiep ligt de Schepperbuurt. Bij de sluis liggen de huizen aaneengesloten. Iets verder westwaarts, waar de ruimte tussen het zijldiep en de oude zeedijk groter wordt, is de bebouwing opener en worden de huizen omgeven door tuinen en erven. Dit is specifiek voor een zijldorp. Langs het zijldiep ligt een openbaar klinkerpad.
De Mello Coendersbuurt wordt omsloten door water van het Zijldiep en de in 1870 gegraven zijtak. Slechts enkele huizen dateren uit de vorige eeuw. Door sloop is veel van de oude bebouwing helaas verdwenen. Twee karakteristieke panden zijn de nummers 35 en 36. Het eerste huis heeft één bouwlaag onder een op gelijke hoogte rondgaand schilddak. Het huis ernaast heeft een dak met een wolfseind. De brede lijstgoot met een fries vormt de overgang van het dak naar de muur. Het raam boven de deur wordt een bovenlicht genoemd.
Van de oude kademuur is bij de sluis slechts een klein deel overgebleven. De rest is vervangen door een schuin talud met zwarte stenen.
Oostelijk van de zijarm van het Termunterzijldiep ligt de Antony Verburghwijk. Dit is een nieuwbouwwijk die dateert uit 1956 en bestaat uit ongeveer 100 woningen. In deze wijk staat ook de school en een speeltuin. De oostzijde van de wijk grenst aan het buurdorp Termunten.
De Spuiboezem Een steeds terugkerend euvel bij de Nieuwe Termunterzijl is het dichtslibben van de uitwateringsgeul geweest. Eerst heeft men geprobeerd het probleem op te lossen met een handbaggermachine. Later wordt met een soort ploeg de geul schoon geploegd. Om het dichtslibben definitief tegen te gaan, laat het waterschap Oldambt in 1906 een nieuwe buitengeul graven. In de Kleine Polder, waar nu het zwembad ligt, is een spuiboezem gekomen. Daar laat men bij vloed zoveel mogelijk zeewater binnenstromen. Bij eb worden de schuiven omhoog getrokken en het water stroomt dan met grote snelheid door de geul in de Eems. Het afgezette slib wordt meegenomen en de geul is weer vrij. Het spuien vindt vooral plaats in droge tijden, wanneer weinig boezemwater aanwezig is. Om te voorkomen dat het water uit de spuiboezem in het Termunterzijldiep zal stromen, is bij de opening een keersluis in het diep gemaakt. Een klein monument van natuursteen herinnert aan de ingebruikname in 1906 [3].
Het Museumgemaal Cremer Aan de Mello Coendersbuurt 1 9948 PL te Termunterzijl bevindt zich het gemaal Cremer. Het gemaal is een boezemgemaal dat is aangelegd in de jaren 1930/1931 door de waterbouwkundige Pieter Geert Cremer ten behoeve van de afwatering van het toenmalige waterschap Oldambt, thans Hunze en AA’s.
Voor de bouw van het gemaal Cremer verloopt de afwatering van het Oldambt via twee sluizen, die respectievelijk in 1725 (de Boog van Ziel) en in 1870 (de Nieuwe Sluis) zijn gebouwd. Beide sluizen maken gebruik van het natuurlijk verval. Het gemaal Cremer dat dus in de dertiger jaren van de 20e eeuw is aangelegd, kan ongeacht de waterstand buiten de dijk, water naar de zee pompen. Dit is van groot belang geweest voor de afwatering van het Oldambt. Het waterschap Oldambt verstrekt in 1929 de opdracht voor de bouw van het gemaal. De machines zijn gebouwd door Werkspoor in Amsterdam.
Het gemaal is op 9 oktober 1931 officieel geopend door de toenmalige minister van Waterstaat Paul Reymer. In zijn tekst memoreert hij het feit dat plannen voor het gemaal al sinds 1880 circuleren, maar pas in 1927 tot daadwerkelijke actie is overgegaan. Het gemaal zorgt voor een beter waterbeheersing in een gebied ter grootte van bijna 22.000 hectare en vergt in die tijd een investering van 350.000 gulden.
Herdenkingssteen 1930 - 1931, aan de voorzijde van het gebouw.
Aan de voorzijde, de zuidgevel, bevindt zich, boven de naam van het gebouw, een steen met het wapen van het waterschap Oldambt (zie afbeelding hier boven). Het gebouw is genoemd naar vader en zoon Cremer, waterbouwkundigen van het waterschap Oldambt. De zoon, Pieter Geert Cremer, is de ontwerper van het gemaal. Het gebouw is erkend als rijksmonument onder meer vanwege de beeldbepalende ligging, de cultuurhistorische waarde, de gaafheid en de bijzonder vormgeving en als voorbeeld van het oeuvre van Cremer. Wat onze zijlen niet vermogen,
Nog volledig functionerend Het is nu een museumgemaal, maar wel volledig functionerend en inzetbaar in geval van calamiteiten, dankzij sponsors, donateurs en vrijwilligers. Het gemaal is iedere zondag open van 13.00 uur tot 17.00 uur. Men laat dan speciaal de beide dieselmotoren (Brons en Werkspoor) enkele malen draaien. De toegang is gratis, net als de parkeergelegenheid. Een kleine bijdrage, op geheel vrijwillige basis, kan men echter goed gebruiken [1].
Niet alleen als waterbouwkundige heeft Cremer zijn sporen verdiend. Hij is ook architect van een aantal bouwwerken, onder meer van:
Rijksdienst voor Monumentenzorg [2] Het gemaal Cremer is een rijksmonument en wordt door de Rijksmonumentendienst als volgt omschreven:
In de topgevel aan de voorzijde (zuidgevel) drie achtruits vensters met vierruits bovenlichten waarboven in natuursteen de naam `Cremer' en een gevelsteen waarin het wapen van het voormalig waterschap Oldambt.
De entree onder een betonnen luifel bevindt zich in de westgevel en bestaat uit twee opgeklampte houten deuren waarin glas in ruitvorm met tweedelig bovenlicht; gemetselde pilasters. Boven de entree een gevelsteen waarin de tekst "Anno 1930-31: Wat onze zijlen niet vermogen, wordt door dit monster uitgespogen, dies is de boezem steeds gepast, te bergen polderen overlast". Links van de entree de niet-beschermde aanbouw, waarnaast een zesruits venster.
Waardering Boezemgemaal van algemeen belang vanwege architectuur- en cultuurhistorische waarde:
Verloop van de geschiedenis
1000 - 1600: Eerste sluis
1600 - Termunterzijldiep en 'Boog van Ziel'
1870 - Aftakking met tweede sluis
1929 - 1930 - Gemaal Cremer
Rond 1930 bereikt de capaciteit van de beide sluizen haar maximum. Het waterschap Oldambt besluit nu een gemaal te bouwen dat dag en nacht, ongeacht de getijden buiten de dijk, water naar zee kan pompen. Het gemaal krijgt de naam naar zijn ontwerper, Cremer.
9 okt 1931 - Gemaal in gebruik gesteld. Het gemaal is dan uitgerust met twee Werkspoor viercilinder dieselmotoren van 500 pk elk. Deze motoren zijn via een tandwielreductiekast gekoppeld aan schroefpompen. De capaciteit van het geheel: 1000 m3 per minuut.
1946 - Voor het gemaal wordt een krooshekreiniger aangebracht.
1964- Krooshekreiniger wordt vervangen door een automatische versie.
1971 - De beide Werkspoormotoren uit 1931 worden vervangen door Brons dieselmotoren: type 6 GV-E, tweetakt, 6-cilinder in V-opstelling, 600 pk.
komt een snellopende dieselmotor met een geluiddempende omkasting.
2000 - Gemaal Rozema Het Groningse fenomeen 'bodemdaling door aardgaswinning' maakt een forse toename van pompcapaciteit nodig. Het waterschap besluit in Termunterzijl een geheel nieuw gemaal te bouwen, het gemaal Rozema. Het sluizencomplex
Het sluis- en uitwateringscomplex bestaat uit een schutsluis, gebouwd (1870/1906), en een boezemgemaal (1930/1931), verder is er een spuisluis uit (1906), en een brandstoftank (1930/1931) tot slot treffen we nog een douanehuisje aan (1900/1910) gelegen aan de oostelijke arm van het Termunterzijldiep. Het complex is gebouwd in opdracht van het toenmalig waterschap Oldambt (tegenwoordig Eemszijlvest) en heeft een functionele relatie met de reeds van rijkswege beschermde Oude Zijl uit 1724 (Rijksmonumentnummer 35006).
De schutsluis gelegen in het dijklichaam, genaamd ‘Nieuwe Sluis’, is gebouwd in 1870. In 1906 is de sluis vernieuwd en wordt het beneden sluishoofd gebouwd. In 1957, 1976 en 1980 zijn de deuren vernieuwd. In aansluiting op de sluis is ten westen in 1930/31 een boezemgemaal met brandstoftank gebouwd om de afstroming van het boezemwater te bevorderen.
Het elektrisch boezemgemaal Cremer, gelegen deels in en deels voor de dijk, is genoemd naar de architect P.G. Cremer, waterbouwkundige van het waterschap Oldambt, wiens laatste opdracht de bouw van dit gemaal is geweest. In 1956 wordt aan de linkerzijde een nieuw volume aangebouwd; dit komt wegens te geringe ouderdom niet voor bescherming van rijkswege in aanmerking. In 1972 is een controlekamer ingebouwd. Oorspronkelijk heeft het gemaal op twee Werkspoormotoren gedraaid, in 1956 komt er een derde Werkspoordieselmotor bij en in 1972 worden de twee oude Werkspoormotoren vervangen door twee Bronsmotoren. Momenteel zijn nog een Werkspoordieselmotor uit 1956 en een Bronsmotor uit 1972 aanwezig. Daarnaast is een oude Storkdieselmotor aanwezig die van elders is gehaald. De controlekamer en motoren komen eveneens wegens te geringe ouderdom niet voor bescherming van rijkswege in aanmerking.
Het spuibekken, gebouwd in 1906 met als doel het voorkomen van het dichtslibben van de waterweg, is gelegen aan de oostzijde van de sluis. Het bekken bestaat uit een spuibekken en spuiopeningen met hefschuiven in het midden van de sluiskolk. Het spuibekken is slechts tien jaar in gebruik geweest omdat het nooit goed heeft gefunctioneerd. Tijdelijk is het spuibekken in gebruik geweest als natuurbad. Omdat de spuisluis haar functie heeft verloren, treedt snel verval in. Het douanehuisje (1900/1910) op rechthoekige plattegrond heeft beschoten wanden op een betonnen trasraam en wordt gedekt door een zadeldak waarop niet-originele dakbedekking. In de oost- en zuidgevel een opgeklampte houten deur met tweeruits bovenlicht en ijzeren gehengen. Aan de noordzijde een vierruits venster.
Waardering Douanehuisje van algemeen belang vanwege cultuurhistorische waarde: - als voorbeeld van een douanehuisje uit het begin van de twintigste eeuw in de provincie Groningen
Nieuw gemaal Nu een nieuw gemaal in de nieuwe zeewering is gebouwd, heeft het oude gemaal geen functie meer. Het waterschap heeft het plan opgevat om een museum in het oude gemaal te vestigen. Tevens zijn er plannen gerealiseerd om een nieuw waterafvoerkanaal aan te leggen aan de oostzijde van de sluis. Het tracé van het kanaal is gepland door het oude spuibekken. Ondanks dat het oude spuibekken en spuisluis met schuifdeuren van groot belang zijn geweest voor de structuur en de waterbeheersing, is het spuibekken niet van grote betekenis in samenhang met de overige objecten en rechtvaardigt de grote doorbraak bescherming niet. Het spuibekken komt dan ook niet voor bescherming van rijkswege in aanmerking.
Waardering van het complex Complex bestaande uit een schutsluis, gemaal, spuisluis, brandstoftank en douanehuisje zijn van algemeen belang:
Brons stationair diesel. Foto: 9 september 2012. Bron/licentie: Creative Commons.
De schutsluis De schutsluis (1870/1906) bestaat uit een buitensluishoofd, een beneden sluishoofd en een schutskolk. Aan weerszijden een betonnen trap met niet-originele ijzeren balustrade; een plaquette waarin gegraveerd ‘Waterschap Oldambt 1870’ en de namen van de bestuurders; een ijzeren bedieningsmechanisme dat met ijzeren I-profielen met de ebdeuren is verbonden. Tussen de vloed- en stormvloeddeuren een niet-originele ophaalbrug.
Waardering Schutsluis van algemeen belang vanwege architectuur- en cultuurhistorische waarde: Foto links: Ook de voormalige brandstoftank is een Rijksmonument. Foto: 8 september 2012. Bron/licentie: Creative Commons.
Brandstoftank Bij het gemaal vinden we een cilindervormige brandstoftank (1930/1931) onder puntdak opgetrokken in geklonken plaatstaal; leuningen van ijzeren T- en buisprofielen; aan de westzijde een ijzeren ladder.
Waardering Brandstoftank van algemeen belang vanwege cultuurhistorische waarde:
De spuisluis De spuisluis (1906) heeft bakstenen wanden waartussen een bakstenen pijler, alle afgezet met natuurstenen dekstenen; plaatstalen vloer. Tussen wanden en pijler een tweetal stalen stoneyschuiven. De spuikom (niet beschermd) is gelegen aan de oostzijde van de spuisluis.
Waardering Spuisluis van algemeen belang vanwege cultuurhistorische waarde:
Het museumgebouw In het museumgebouw zijn onder meer de volgende machines aanwezig:
Gemaal Rozema Het waterschap slaat op 25 augustus 1998 de eerste paal voor het combigemaal, dat bij die gelegenheid de naam Gemaal Rozema heeft gekregen. Er zijn zware betonnen funderingen en een onderbouw met pomphuizen en stroomkokers aangelegd en voor de bouw van de stroomkokers is de zeedijk zelfs deels doorgegraven. Na het gereedkomen van de onderbouw is direct begonnen met de bovenbouw. Met de plaatsing van het betonnen skelet en de staalconstructie tekenen de contouren van het nieuwe gemaal zich duidelijk af. Architect Dries Jongsma heeft het gebouw vier afzonderlijke behuizingen voorzien met daartussen transparante glaswanden, zodat het geheel niet te massaal oogt en past in de kleinschalige historische omgeving. De muren zijn opgetrokken in rode Groninger baksteen. Deze zijn echter niet gemetseld, maar verlijmt; een vrij nieuwe techniek. Er is voor verlijming gekozen om onder meer de kleurintensiteit goed tot zijn recht te laten komen; de voeg is nu namelijk aanmerkelijk dunner. In de gevel is een herinneringssteen opgenomen.
Foto links: Boezemgemaal Rozema uit 2000. Deze draait op aardgas en heeft een totale capaciteit van 2700 m³.
Er is ook een zogeheten by-pass gerealiseerd, een extra stroomkoker (zij-uitgang) vanuit de meest westelijke pomp die het mogelijk maakt ook in de toekomst de haven deels door te spoelen om dichtslibbing te vermijden. In deze constructie is tevens een vispassage opgenomen om de intrek van vis mogelijk te maken.
Een van de meest essentiële werken in het geheel is het gegraven verbindingskanaal tussen het Oosterhornkanaal (bij Farmsum) en het Termunterzijldiep, waarmee de Eemskanaalboezem is gekoppeld met de Oldambtboezem. Om het peilverschil van twee meter te overbruggen en de vaarcircuits te verbinden is nabij Lalleweer een schutsluis in dit kanaal gebouwd. Voor het wegverkeer is hier tevens een beweegbare brug gemaakt. Om bij piekbelasting de extra waterstroom vanuit het Oosterhornkanaal te kunnen verwerken is het Termunterzijldiep vanaf de monding van het verbindingskanaal tot aan het gemaal Rozema verruimd.
Provincie Groningen stimuleert vaarverbinding Oosterhornhaven-Termunterzijldiep Het provinciaal bestuur van Groningen heeft destijds een bijdrage van f500.000, - beschikbaar gesteld ten behoeve van de realisatie van een vaarverbinding tussen de Oosterhornhaven in Delfzijl en het Termunterzijldiep.
De totstandkoming van een recreatieve vaarverbinding tussen het Damsterdiepcircuit en het Oost-Groninger vaarcircuit is een van de prioriteiten van het provinciaal bestuur om de vaarrecreatie in de provincie verder te ontwikkelen. Tegelijkertijd is er nu de mogelijkheid voor een recreatieve vaarverbinding.
In de verbinding is daartoe de aanleg van een recreatiesluis noodzakelijk geweest, zijn bruggen beweegbaar gemaakt en zijn aanlegvoorzieningen geplaatst. Ook de sluis in Termunterzijl is aangepast.
De totale kosten van het project zijn destijds geraamd op f 30 miljoen. De rest van de financiering is gedekt uit bijdragen van het waterschap Eemszijlvest, de gemeente Delfzijl en bodemdalingsgelden. Ook is een bijdrage verwezenlijkt door de Stichting Recreatietoervaart Nederland.
Termunterzijl bij de Groninger Archieven In het onderstaande is in de eerdere tekst al het een en ander over de geschiedenis verwoord. Het volgt hier nogmaals in een andere vorm om een link te maken van het archief in Groningen.
Het bedijken van dit gebied wordt spoedig gevolgd door verbetering van de afwatering van het achtergelegen land, dat gepaard gaat met oprichting van het Termunterzijl. Later, in 1626, volgt de inpoldering van het Oudland, in 1665 het Oud-Nieuwland en in 1701 het Nieuwland. Al deze gebieden worden opgenomen in het Termunterzijlvest. Het grondgebied van het Termunterzijlvest is voor het eerst gedetailleerd beschreven in de gedrukte concept-reglementen van 4 april 1854 en 21 maart 1855.
De bestuurlijke indeling is te vinden in de nieuwe zijlbrief van 1601, de aanvullingen daarop en de latere reglementen.
De scheppers en zijlvesten worden bijgestaan door een schrijver, een ontvanger en een advocaat of fiscaal. Na 1697 worden deze drie functies door één en dezelfde persoon uitgeoefend. Verder is er een waarman of sluiswachter voor het beheer van de Termunterzijl en één of meer boden. De zijlvesten en scheppers worden aangesteld voor de tijd van twee jaar. Na verloop van die twee jaar worden er door de kerspellieden nieuwe scheppers en zijlvesten gekozen, waarbij de aftredende direct herkiesbaar zijn. Om gekozen te worden, moet men voldoende land bezitten om als onderpand te dienen voor het innen van zijlschot. Iedere zijlvest is namelijk in zijn eigen ressort belast met het innen van schot. Hij draagt het zijlschot af aan de scheppers, waarna deze zorgen voor betaling van het aanbestede werk, waarvoor het zijlschot is uitgeschreven.
Links Museumgemaal Cremer met bijgebouw en dieseltank (groen). Midden/achter Boezemgemaal Rozema. De grote tank rechts is de voormalige brandstoftank. Het kleine witte gebouwtje is het douanehuisje. Foto: 10 april 2015. Bron/licentie: Creative Commons
In de zijlbrief van 1601 staat niet omschreven door wie het zijlschot wordt uitgeschreven. Dat blijkt uit de Ordonnantie van Burgemeesters en Raad van Groningen van 25 november 1669, die bedoeld is tegen de ‘exessive uytschrijvinge’ van zijlschot en alle ‘exorbitantie’. Het blijkt dat de scheppers en zijlvesten tot dan toe op eigen houtje zijlschot kunnen uitschrijven.
De schrijver van het Termunterzijlvest zal het innen van zijlschot bijhouden in een apart register en dit register zal jaarlijks door gecommitteerden van Burgemeesters en Raad worden gecontroleerd. De zijlvesten moeten voortaan van de preekstoel in de kerk bekend maken dat er zijlschot zal worden geheven, hoe hoog de omslag zal zijn en waarvoor deze dient.
Ingevolge de ordonnantie van 25 november 1669 moet het Termunterzijlvest jaarlijks rekening en verantwoording doen aan gecommitteerden van Burgemeesters en Raad van Groningen. De rekening moet drie weken voor de eerste mei worden ingediend en de zondag vóór het afhoren van de preekstoel in de verschillende kerspelen worden voorgelezen. De ampliatie van 1708, ter voorkoming van misbruik bij het uitbesteden van reparaties, schrijft voor dat de secretaris van het Termunterzijlvest de bestekken in een daartoe aan te leggen register moet registreren. De ampliatie [5] bepaalt tevens dat de ontvanger van het zijlvest een ‘repertorium of index’ moet maken van alle ‘sijlvester acten en resolutien’ sinds 1670. Hij moet die index bij zich hebben op de waardag en daaruit afschriften verstrekken aan iedereen die daarom vraagt.
De scheppers en zijlvesten houden jaarlijks twee waardagen. De eerste keer op 30 april en de tweede keer op 14 september. De waardag moet worden gehouden bij de Termunterzijl of in het huis van de zijlwaarder.
Het Termunterzijlvest wordt opgeheven in 1863 en het grondgebied, samen met een deel van het Oterdumerzijlvest, opgenomen in het dan opgerichte waterschap Oldambt. Het archief wordt overgedragen aan het hoofdbestuur van het waterschap Oldambt.
Onderzoek naar het Termunterzijlvest kan niet worden gedaan zonder ook het archief van Burgemeesters en Raad van Groningen te raadplegen. Vooral de resolutieboeken zijn voor de geschiedenis van het zijlvest van belang. Bovendien is het belangrijk te weten dat in het archief van de familie Gockinga [7] een groot aantal archiefstukken zit dat betrekking heeft op het Termunterzijlvest [4].
De pomp die gekoppeld is aan Werkspoor TMA278. Bron/licentie: Creative Commons.
Bronnen en noten:
Literatuur: - Feith, J.A. Catalogus der inventarissen van de archieven der voormalige zijlvesten en dijkrechten in de provincie Groningen. Groningen/Den Haag, 1901.
|